ICOMIA CePe Anti-fouling crisisdocumenten

Volgens een ICOMIA-document kan geen of beperkte toegang tot effectieve aangroeiwerende verf de EU-jacht- en watersportindustrie in gevaar brengen.

De keuzes van de evaluatiescenario's die nationale autoriteiten maken voor het evalueren van de risico's van aangroeiwerende verf kunnen een enorm negatief effect hebben op het jacht en de aanverwante recreatiesector.

Samenvatting
De EC staat op het punt haar langdurige beoordelingsproces van de biociden voor aangroeiwerende verven af ​​te ronden. Dat moment markeert het begin voor de nationale autoriteiten om dezelfde methode als de EC te gebruiken voor de beoordeling van producten die deze biociden bevatten. Hoewel het de bedoeling van de Biocide Product Verordening (BPR) is om de evaluaties tussen lidstaten te harmoniseren, is het geen garantie dat dit zal gebeuren voor antifouling producten, terwijl er voor hun evaluatie geen wederzijds begrip is over de keuze van evaluatievoorwaarden. Het kan zijn dat hun kustwateren anders kunnen zijn en dat ze verschillende beschermingsdoelen moeten kiezen. Maar als bijvoorbeeld 'binnen in de jachthaven' als scenario wordt gekozen, een omgeving die hetzelfde beschermingsniveau zou moeten hebben als meer ongerepte kustwateren, maken de verffabrikanten en de jachtindustrie zich grote zorgen over de mogelijkheid dat geen van de huidige assortiment aangroeiwerende verven voor jachten zullen door een dergelijk risicobeoordelingskader komen.

We verzoeken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij het bepalen van hun beschermingsdoelen en de keuze van scenario's voor risicobeoordeling onder de biocidenverordening om:
– Overweeg het volledige beeld met betrekking tot het gebruik van aangroeiwerende verf – Neem een ​​evenwichtige kijk op het probleem en zorg ervoor dat de bredere milieuproblemen (vervuiling van water met niet-inheemse soorten) worden aangepakt, samen met de impact op de economie en sociale effecten – Definieer beschermingsdoelen die verstandig en realistisch zijn – Evalueer aangroeiwerende coatings onder omstandigheden 'buiten de jachthaven', en niet om de risicobeoordelingsbenadering 'binnen de jachthaven' toe te passen. in het bijzonder met betrekking tot de emissies veroorzaakt door het aanbrengen en verwijderen van aangroeiwerende verf (gedekt door andere regelgeving)

Naar onze mening zal dit nog steeds een beschermend kader bieden om de impact van het gebruik van aangroeiwerende verf te minimaliseren en tegelijkertijd de voordelen van milieubescherming door het gebruik ervan te maximaliseren.

Het gebruik van al te conservatieve veiligheidsmaatregelen zou de EU-jachtindustrie de toegang tot effectieve aangroeiwerende verf ontnemen. Dit zou ertoe leiden dat de EU-jachtindustrie minder concurrerend wordt en dat toeristische regio's met recreatieve activiteiten op zee een lager inkomen krijgen. Dit kan mogelijk gevolgen hebben voor de productie- en onderhoudsindustrie (32,000 bedrijven, waarvan vele MKB-bedrijven), 280,000 directe werknemers en een jaaromzet van € 20 miljard. En ook de vrijetijdsindustrie die leeft van de zo'n 6 miljoen eigenaren van pleziervaartuigen en zo'n 4500 jachthavens exploiteert.

We nodigen de nationale autoriteiten uit om een ​​dialoog aan te gaan met onze industrie over 'scenario's opstellen voor de evaluatie van aangroeiwerende verf'.

UITLEG van het probleem
De machtiging onder BPR
Toelatingen voor biociden en de daaropvolgende toelatingen voor biociden vinden als volgt plaats. De producent van de zogenaamde 'werkzame stof' (lees het biocide) dient zijn dossier in bij de bevoegde instantie van de bevoegde EU-lidstaat die door de EU-biocidecommissie is aangesteld om het betreffende biocide te behandelen. Eenmaal 'goedgekeurd' en EU-lijst kan een downstreamgebruiker (zoals een producent van aangroeiwerende verf) zijn dossier voor een 'biocide' indienen bij de bevoegde autoriteit van een of meer EU-lidstaten die relevant zijn voor zijn markt. Zijn biocide mag alleen goedgekeurde biociden bevatten. Bij het uitvoeren van de risicobeoordelingen voor dergelijke vergunningen voor aangroeiwerende verf kunnen de nationale autoriteiten het jachthavenscenario (jachthaven of buiten) kiezen en ook hun eigen aanvaardbare risico bepalen (beschermingsdoel). De jachtindustrie en de verffabrikanten vrezen dat dit zal leiden tot een verminderd aantal goedkeuringen en zeker een belemmering zal vormen voor de wederzijdse erkenning tussen EU-lidstaten.

Opmerkingen van de industrie over risicobeoordeling en bescherming van de EU-wateren
De biocidenverordening ((EU) nr. 528/2012 (BPR)) is opgesteld om voort te bouwen op de ideeën die oorspronkelijk waren uiteengezet onder de biocidenrichtlijn (98/8/EG), om een ​​geharmoniseerde aanpak van de goedkeuring en autorisatie van werkzame stoffen en biociden in de hele EU. De verordening heeft ook tot doel een hoog niveau van milieubescherming tot stand te brengen om ervoor te zorgen dat het Europese milieu niet nadelig wordt beïnvloed door het gebruik van dergelijke biociden. Hiertoe is een alomvattend kader van richtsnoeren opgesteld dat specificeert hoe producten en werkzame stoffen moeten worden beoordeeld, zodat risicobeoordelingen voor de producten in kwestie kunnen worden uitgevoerd. Het voorzorgsbeginsel prevaleert in het werk van de risicobeoordelaar gedurende dit hele proces, en we hebben de geldige toepassing van deze aanpak op veel niveaus van het beoordelingsprogramma voor actieve stoffen gezien. Nu de beoordelingsperiode voor de actieve stoffen ten einde loopt, moet hetzelfde beoordelingskader nu worden toegepast op de productautorisatie. Op basis van de huidige veronderstellingen en beslissingen die zijn genomen voor actieve stoffen, zijn er enkele zeer reële zorgen ontstaan ​​over de mogelijkheid dat geen van de huidige reeks aangroeiwerende producten die beschikbaar zijn in de EU het huidige risicobeoordelingskader zal doorstaan.

Erkend moet worden dat het gebruik van aangroeiwerende verf in de EU voordelen biedt voor de economie en het milieu van de EU, die momenteel niet in aanmerking worden genomen als onderdeel van het evaluatieproces. Heel terecht voeren de lidstaten de risicobeoordelingen uit in overeenstemming met de richtsnoeren voor risicobeoordeling, maar er is: geen mechanisme voor een holistische benadering die moet worden toegepast, waarbij de voordelen van het gebruik van biocide aangroeiwerende producten kunnen worden overwogen samen met de mogelijke impact op de jachthavenomgeving waarin ze worden vrijgelaten.

De risicobeoordeling vereist dat rekening wordt gehouden met alle bronnen van het biocide dat vrijkomt in het milieu, met name de potentiële emissies door toepassing en verwijdering van producten op grote jachtwerven. Hoewel dit een redelijk voorstel is, bestaat het gevaar dat dergelijke aannames het risico 'dubbel tellen', aangezien die afvalemissies al zwaar gereguleerd zijn volgens de regel die is vastgelegd in de richtlijn industriële emissies en de onderliggende regelgeving daaronder. Dergelijke emissies worden gecontroleerd door de geïntegreerde regelgeving inzake vervuiling, preventie en controle (IPPC), die lokaal in alle EU-landen wordt gehandhaafd door de uitgifte van vergunningen die emissies beheersen. Historisch gezien was het de bedoeling dat de BPD niet overlapte met andere handhavingsregels. Op het eerste gezicht zou dit zo'n voorbeeld zijn.

De potentiële sociaaleconomische impact
Aangroeiwerende verven worden toegepast bij het bouwen van een jacht (alleen door professionals) en wanneer onderhoud nodig is. Normaal gesproken brengen professionals deze verven aan op grote jachten en de doe-het-zelver op kleine boten. Het effect dat het huidige risicobeoordelingsparadigma zal hebben op bestaande producten zal naar verwachting leiden tot een verlies van AF-verven op de markt.

De netto-impact van de hierboven beschreven benaderingen van de bestrijding van aangroeiwerende producten zal resulteren in een vermindering van producten met een hoge werkzaamheid voor het verminderen van invasieve soorten en het verminderen van weerstand (wat zich vertaalt in een toename van broeikasgassen). De gebruikers van AF-verven zouden over de grenzen kijken om hun effectieve producten te krijgen. In de hoop dat het aanbrengen van AF-coatings op pleziervaartuigen niet over de grenzen zal gaan (ofwel de EU-buitengrens, noch de binnengrenzen van de ene lidstaat naar de andere waar de AF-lak wel een goedkeuring heeft gekregen).

Voor grote dure jachten vormen de aangroeiwerende verven het belangrijkste product dat een gepland onderhoud vereist. Als deze producten niet beschikbaar zijn, kunnen jachten gemakkelijk worden omgeleid naar dokfaciliteiten buiten de controle van de EU-autoriteiten (of EU-lidstaat?), waar de belangrijkste aangroeiwerende producten beschikbaar zijn. Alle andere bijbehorende onderhouds- en reparatieactiviteiten zouden mee verhuizen. Dit gebrek aan productbeschikbaarheid zal gevolgen hebben voor de jachtindustrie in de EU als geheel. Het effect van deze migratie van bedrijven uit de EU zal dramatisch zijn voor een industrie die tegenwoordig een belangrijke bijdrage levert aan de Europese economie.

En nog steeds zouden de milieudoelstellingen niet worden gehaald, of mogelijk slechter zijn, omdat schepen die zijn gecoat met aangroeiwerende verf zonder EU-goedkeuring nog steeds naar EU-havens zullen reizen.

Mogelijke oplossingen
De autoriteiten van de lidstaten worden nu uitgedaagd om de beschermingsdoelstellingen van hun land vast te stellen. De industrie zou de voorkeur geven aan een geharmoniseerde aanpak met betrekking tot de vraag of jachthavens hetzelfde beschermingsniveau moeten hebben als scheepvaartroutes op open zee. Het Technosphere-concept moet worden beschouwd in de context van de bescherming van deze overwegend door mensen gemaakte omgevingen en de herevaluatie van hun waarde voor de ondersteuning van een belangrijke EU-industrie. Door een realistischer beschermingsniveau voor deze omgevingen in te stellen, wordt de bredere omgeving beter beschermd door het voortdurende gebruik van aangroeiwerende coatings, bescherming tegen mogelijke invasieve soorten en vermindering van atmosferische emissies. Controleprocessen in andere nationale of EU-wetgeving moeten worden meegenomen in de risicobeoordeling, om rekening te houden met controletechnieken die worden gebruikt om het vrijkomen van verfafval te beperken. Dit om te voorkomen dat er sprake is van 'dubbeltelling' van emissies.

De brief is ondertekend door Jan van der Meulen voor CEPE en Udo Kleinitz voor ICOMIA

Spotlight-baan

Sociale media en administratie

Kingsbridge (Devon)

Wills Marine is op zoek naar een enthousiast en getalenteerd individu om het groeiende verkoop- en marketingteam te ondersteunen. Deze fulltime rol omvat het ondersteunen van Wills Marine bij het realiseren van zijn marketingstrategie via alle kanalen, waaronder online, sociale media, communicatie, SEO en data-analyse.

Volledige functieomschrijving »

Reacties zijn gesloten.